Om een antwoord te verkrijgen op mijn hoofd- en deelvragen heb ik aan literatuuronderzoek gedaan, interviews afgenomen met bewoners, verzorgers en experts. Daarnaast heb ik ook geobserveerd. Hiervoor heb ik een planning gemaakt, dat ik uiteindelijk in een onderzoeksplan heb gegoten.
Aangezien ik voornamelijk observeerde en interviews afnam van de bewoners en de externen, koos ik voor een kwalitatieve analyse.
Om de reacties en interacties tussen de bewoners te kunnen observeren, wilde ik gebruik maken van een observatielijst. Ik besloot zelf een observatie-instrument te maken. Deze is te vinden in mijn onderzoeksmap. Van mijn mentor had ik een boek gekregen (E. Cornelis, R. Vanbosseghem, V. Desmet & P. De Vriendt, 2018) waarvan zij dacht dat dit mij meer informatie zou geven over het samenwerken met ouderen in het woonzorgcentrum. Dit boek heeft mij ook inspiratie gegeven om mijn observatielijst te maken en hoe ik nu juist de bewoners moest bevragen. Deze observatielijst heb ik gebruikt voor mijn vernieuwende acties en na mijn vernieuwende acties. Uiteraard observeerde en deed ik mee tijdens de acties. Hiervan maakte ik ook beeldmateriaal, zoals foto's.
Voor ik uiteraard mijn conclusies op een correcte manier zou gaan ondersteunen, ging ik eerst aan literatuurstudie doen. Hieronder is beschreven per deelvraag hoe ik te werk ben gegaan.
Wat is juist interactie?
Omdat ik een antwoord wilde krijgen op mijn eerste deelvraag ‘wat is interactie’ heb ik opzoekwerk gedaan op het internet en heb ik een interview afgelegd met iemand van ‘Ter Vlierbeke’ en iemand die werkt in een woonzorgcentrum in Overijse. Deze bekomen informatie heb ik dan met elkaar vergeleken.
Ensie (2015) definieert interactie als volgt: “Interactie is een wisselwerking, een wederzijdse actie tussen mensen, dieren of dingen. Bij interactie gaat het om onderlinge beïnvloeding van onder andere mensen: "tijdens de voetbalwedstrijd waren de spelers goed op elkaar ingespeeld, er bestond interactie tussen de spelers". Ook dieren onder elkaar en de relatie mens-dier kunnen interactief zijn: "zijn hond luistert goed naar hem, zij hebben een goede interactie". Tussen mens en 'systeem' kan ook interactie zijn. Personen kunnen een interactie hebben met een bepaald (computer)systeem. Onder interactie wordt ook wel de manier waarop iemand op mensen, dieren of dingen reageert verstaan.”
Volgens de twee geïnterviewde is interactie kort uitgelegd in gesprek gaan met iemand, dat mensen met elkaar communiceren. (persoonlijke communicatie, 14 en 17 februari 2020).
Hoe loopt de interactie tussen de bewoners nu?
Omdat ik ook eerst een beeld wilde verkrijgen hoe de interactie tussen de bewoners op dat moment verliep, besloot ik te observeren. Deze observaties besloot ik dan te vergelijken met literatuuronderzoek. Daarnaast bevroeg ik ook een verzorger uit twee woonzorgcentra, zodat ik deze informatie ook kan vergelijken.
Door middel van observatiefiches heb ik enkele bewoners eruit genomen om deze nader te observeren doorheen de dag. Al snel bleek dat ik over het algemeen kon besluiten dat de bewoners in stilte aten, na het eten meteen naar hun kamer gebracht werden en als ze aan activiteiten meededen er niet echt gecommuniceerd werd.
Aan de hand van het meetinstrument 'interviews afleggen', kwam ik ook tot een beeld hoe interactie loopt tussen bewoners in een woonzorgcentrum.
Er is een groot verschil tussen Overijse en Ter Vlierbeke (persoonlijke communicatie, 17 februari). In Overijse doen ze activiteiten waardoor ze denken dat interactie zeker bevorderd word. Zo hebben zij bijvoorbeeld om de week een avond waarbij alle mannen samen kunnen zitten in een kamer. Als het voetbal is, dan wordt de televisie opgezet en uiteraard ontstaan er dan interacties. Ook hebben zij een living waar ze kunnen gaan en staan waar ze willen en om twee uur een tas koffie krijgen om bij te praten. Hierdoor kunnen ze ook aan interactie doen. In Ter Vlierbeke daarentegen, word de koffie op de kamer aangeboden waardoor er al een grote interactie kans beperkt wordt. Daarnaast hebben zij geen huiskamer, alleen maar eetzalen waardoor de huiselijke sfeer ook naar de achtergrond wordt gedrongen. Hierdoor had de verzorger het gevoel dat er niet al te veel interactie is tussen de bewoners.
Wanneer ik aan literatuuronderzoek ging doen om te kijken hoe interactie op dit moment loopt tussen bewoners in woonzorgcentrum, kwam ik een enquête tegen over sociaal isolement bij ouderen in België.
Uit onderzoek van Koning Boudewijnstichting (2012) haalde ik informatie van hoeveel ouderen in België zich eenzaam voelen en hoeveel er sociaal geïsoleerd zijn. Zij deden interviews en enquêtes met ouderen die nog thuis woonden, maar ook met ouderen die zich in een woonzorgcentra bevinden. Ik legde de focus op de mensen die in woonzorgcentra wonen om een vergelijking op te stellen met mijn observaties en de bevraging van verzorgers uit twee verschillende woonzorgcentra.
In dit onderzoek kwamen ze tot een conclusie dat als ze thuiswonende ouderen vergeleken met ouderen in woonzorgcentra, dan voelen ouderen zich in een woonzorgcentrum vaker eenzamer. Sociaal isolement treed op. Maar als je deze vergelijking maakt met mensen die zorgafhankelijk zijn en die nog thuis wonen, dan valt dit verschil wel weg. Ze zijn niet meer of minder eenzaam dan mensen die in woonzorgcentra wonen. Een groot verschil is dat zorgafhankelijke ouderen die thuis wonen vaker emotioneel eenzamer zijn, terwijl mensen die in een woonzorgcentrum wonen vaker sociaal eenzamer zijn.
Uit het onderzoek de Bruyn, A.H. (2010: 8) bleek dat 40% van de ouderen ontevreden is over zijn of haar sociale netwerk, een deel daarvan geeft aan dat ze niemand hebben om écht mee te praten.
Daarnaast zou een slechte gezondheid, een verlies van zijn/haar dierbare, de verhuizing van de woning naar een woonzorgcentrum, de regels en structuren in een woonzorgcentra en het personeel dat niet veel tijd, allerlei factoren kunnen zijn die bijdragen aan het ontstaan van de eenzaamheid of het sociale isolement.
Hoe kan ik de interactie nu bevorderen tussen de bewoners?
Toen ik een beeld had gekregen van hoe interactie nu loopt in het woonzorgcentrum, vroeg ik mij af hoe ik interactie nu kan bevorderen. Hoe kan ik met de verkregen kennis omgaan en hier iets aan veranderen?
Tijdens mijn opzoekwerk kwam ik een onderzoek tegen van Fokkema en Van Tilburg (2005: 20). Hun doel was om het sociale contact tussen bewoners in een woonzorgcentra te verbeteren en sociale relaties te bevorderen door (kleinschalige) groepsactiviteiten aan te bieden. De interventies waar zij mee aan de slag zijn gegaan, waren gespreksgroepen en ‘koffietijd’. In de gespreksgroepen werden herinneringen opgehaald, interesses gedeeld en werden er thema’s (zelf voorgesteld of zelf aangeboden) aangekaart en besproken. Bij de koffietijd werden er spelletjes gedaan, reminiscentie, er werden gedichten voorgelezen, vragen gesteld en gepraat. Deze activiteiten waren voor iedereen vrij toegankelijk. De bijeenkomsten vonden twee keer per week plaats en duurde anderhalf uur lang.
De focus van deze interventies lag op de gezelligheid. De deelnemers beschreven hun verwachtingen en doelen meestal in termen van ‘een beetje afleiding’, ‘even van de kamer af’, ‘gezellig bij elkaar zitten’, ‘over andere dingen praten dan over het weer en de warme maaltijden’, ‘luisteren naar wat anderen bezighoudt’, en ‘elkaar steunen’. Het streven was om ouderen prettig te laten voelen in de groep.
Uit een artikel op Partisa (2015) heb ik ook kennis verkregen over koffiezittijd. Koffiezittijd is een moment van samenkomen, verhalen delen en samen koffie drinken. Het is de bedoeling dat de aanwezige verzorger spreekstof voorziet en onderwerpen waarover gepraat kan worden. In het woonzorgcentrum waar ik mijn onderzoek heb gedaan, deden ze niet aan gezamenlijk koffie drinken. De koffie werd op hun kamer gegeven, waardoor een kans van interactie gemist werd.
In het praktijkonderzoek van deze bachelor proef werd getracht te achterhalen welke veranderingen in interactie tussen bewoners teweegbracht als er aan koffiezittijd gedaan werd. Deze bevindingen werden dan uiteindelijk vergeleken met de resultaten dat ik via de literatuur had verkregen.
Aan de hand van interviews met verschillende bewoners, werden kwalitatieve gegevens verzameld over wat zij graag zouden willen doen in het woonzorgcentrum. Bij het stellen van de vragen hield ik er rekening mee om voorbeelden te geven die ik uit de literatuur had gehaald. Deze voorbeelden ondersteunden het aspect van interactie bevorderen tussen bejaarden in een woonzorgcentrum.
Wat is het effect van thematisch werken in het woonzorgcentrum op de interactie van de bewoners?
Omdat ik vanuit mijn traject mijn kennis moest delen met de organisatie als kleuteronderwijzer, had ik meer opgezocht omtrent het aspect: rond thema’s werken. Eerst ging ik informatie opzoeken omtrent thema’s in de kleuterklas en hoe ik dit zou kunnen vertalen naar het woonzorgcentrum.
Uit een artikel van JufBianca (2011) kon ik een antwoord vinden op de vraag waarom thematisch werken in de kleuterklas zo belangrijk is. Veel voorkomende termen die aanbod kwamen waren: betekenisvol en zinvol. Het zorgt ervoor dat de kinderen gemotiveerd zijn, ze beginnen erover te praten. Het geeft een groepsgevoel, het zorgt ervoor dat de kinderen samenwerken en communiceren. Deze doelen van in werken in thema in de kleuterklas, kon ook vertaald worden naar het woonzorgcentrum met de bewoners.
Onderzoek van Plessers en Geerits (2010: 20, 21, 22 en 23) benadrukte dit ook. Door een goede zorgverlening en een huiselijke sfeer te creëren kan de tevredenheid van de bewoner verhoogd worden.
Ouderen mensen in een woonzorgcentrum zouden de kans moeten krijgen om nieuwe ervaringen op te doen. Het leven in het woonzorgcentrum zou ook een zonnige kant moeten hebben dat gepaard gaat met plezier, vriendschap en gezelligheid. Er moeten nieuwe levenservaringen opgedaan kunnen worden.
Wat we ook in het kleuteronderwijs hebben geleerd, is dat we de kleuters echt moeten leren kennen. Plessers en Geerits (2010: 20, 21, 22 en 23) vermeldde dit ook, maar dan in een rusthuiscontext. Het is belangrijk om de bewoner echt te leren kennen. Het woonzorgcentrum moet een plek zijn waar er naar elkaar geluisterd wordt en waar ze met elkaar kunnen spreken. Het moet een huis zijn waar van alles te beleven valt, met activiteiten waar ze naar uit kijken. Iets kunnen vertellen is ook belangrijk voor het gevoel van zelfwaarde van de bewoners.
Mijn mentor kon mij voor dit gegeven ook nog informatie meegeven. Het is namelijk zo dat er qua versiering in een woonzorgcentrum, het niet té overtollig mag zijn. Dit is erg drukkend voor bewoners met dementie en aangezien dat bewoners met dementie en bewoners met niet-dementie samen zitten in dezelfde eetzalen, moest ik hiervoor een middenweg voor vinden. Daarnaast vertelde ze mij ook dat de bewoners ook echt tevreden zijn met het kleinste wat er aangeboden worden. Deze informatie hield ik dus ook zeker in mijn achterhoofd.
Welke vernieuwende activiteiten kunnen ervoor zorgen dat de interactie tussen bewoners van 'Ter Vlierbeke' bevorderd worden?
Omdat ik natuurlijk eerst een beeld wilde krijgen over de activiteiten die al in het woonzorgcentrum werden gedaan vooraleer ik zelf activiteiten ging aanbieden, had ik besloten om te gaan observeren en dit in een observatiefiche te beschrijven. Dit observatiefiche is ook te vinden in mijn onderzoeksmap.
De dagelijkse activiteiten die ze organiseerde, waren vrij beperkt. Doorgaans was het bingo, petanken, gymen en soms een zang namiddag. Tijdens de activiteiten zelf werd er ook altijd even een pauze gegeven om te drinken.
Op de website Kunstzinnige therapie (Hulleman, z.d.) kwam de activiteit schilderen naar voren. Het blijkt dus te zijn dat schilderen voor ouderen ‘samen zijn’ is. Dat ze elkaar zo leren kennen en met elkaar iets mooi kunnen maken. Zo kunnen ze ook ervaringen delen, maar juist ook van elkaar leren.
Ik wilde graag activiteiten organiseren waar ik zelf sterk achterstond en zelf voldoende kennis over beschikte. In mijn kleuterklas en in de lerarenopleiding hadden we zelf ook iets gezien rond schilderen met knikkers. Deze kennis wilde ik ook graag delen met het animatie team.
Daarnaast kwam ik de pagina Hartwerken tegen. Een website vol met activiteiten die je met ouderen mensen kan doen. Zo kwam ik een activiteit tegen dat reminiscentie noemde en dat je deze activiteit op verschillende manieren kon aanbieden. (Opdecam, 2019).
De term reminiscentie leek mij wel interessant om er verder op in te gaan, daarmee dat ik hier ook een deelvraag over had gemaakt.
Heeft reminiscentie een effect op de interactie tussen de bewoners van Ter Vlierbeke?
Om meer kennis te verkrijgen over de deelvraag of reminiscentie een effect zou hebben op de bewoners, moest ik mij natuurlijk eerst informeren over wat reminiscentie was. Hiervoor had ik gebruik gemaakt van een literatuurstudie en het bevragen van twee experts.
Buijssen en Poppelaars (in Van Vlasselaer, 2006 – 2007: 16) beschreven wat reminiscentie juist is. Ouderen mensen praten graag over vroeger, het is fijn om herinneringen op te halen. Deze herinneren kunnen doelbewust opgeroepen worden en dat doelbewuste is kenmerkend voor reminiscentie. Het kan individueel en in groep gedaan worden. Eén van de doelen van reminiscentie is, als je er aan deel neemt, er gemakkelijk(er) nieuwe contacten en vriendschappen ontstaan. Het creëert snel een band. Dit gegeven sloot mooi aan, aan het doel dat ik wilde bereiken met de bewoners van Ter Vlierbeke. Daarnaast beleven ze er ook plezier aan, het geeft zelfvertrouwen en een zelfwaarde gevoel.
Door middel van een interview af te leggen met twee experts heb ik een nog duidelijker beeld kunnen verkrijgen over reminiscentie.
Volgens de ergotherapeut E. (persoonlijke communicatie, 12 februari 2020) hield reminiscentie in het kort in dat er gesprekken gevormd worden over het verleden. Het is de bedoeling dat de mensen duidelijk weten dat ze over vroeger aan het praten zijn en niet in het nu. En voor sommigen is dit al heel moeilijk. Waar er rekening mee gehouden moet worden is dat er op voorhand opzoek werk gedaan moet worden. De vragen moeten op voorhand voorbereid worden en gemaakt worden, en je moet zelf weten waarover je praat. Als er bijvoorbeeld een gesprek is over de koning in hun tijd, dan is het ook de bedoeling dat je weet waarover het gaat. Daarnaast moet je ook over deze informatie zelf beschikken, omdat je moet uitmaken of ze de waarheid spreken of niet.
Er kunnen allerlei thema's besproken worden. Dit kan van vakanties gaan tot hun kleding zijn dat ze bijvoorbeeld droegen in de winter.
De duur van een individuele reminiscentie hangt af met welke persoon er gepraat wordt. Bij sommige bewoners kan dit twee uren duren, bij anderen misschien een uur.
Reminiscentie zou interactie kunnen bevorderen als er op voorhand goed wordt nagedacht over onderwerpen en verhalen die gedeeld kunnen worden.
Uit het interview van de psycholoog heb ik ook kennis verkregen over reminiscentie (persoonlijke communicatie, 13 februari 2020). Het is praten over de sociale geschiedenis, herinneringen ophalen. Het behoort tot de narratieve zorg. De focus ligt op de beleving van de persoon, het proces is belangrijker dan het resultaat, belangrijk dat mensen nog in staat zijn om te vertellen, dat er nog begrip is van taal en sociaal contact.
Waar je rekening mee moet houden is dat je op voorhand enkele richtvragen voor jezelf moet opstellen (bijvoorbeeld hoe ze elkaar hebben leren kennen, hoe ze dat ervaren hebben, …). Het is belangrijk dat er veiligheid is binnen de groep, dat je veiligheid biedt. Het is essentieel dat je voorzichtig bent met het vragen van details, want soms kan dit moeilijk zijn voor de mensen. Het is zeker cruciaal om altijd te vragen en er rekening mee houden of ze dit willen delen of niet. Door de informatie die ze zouden delen, kan het zijn dat ze emotioneel worden. Daarmee zou het handig zijn als er een tweede persoon erbij is als het té emotioneel wordt, zodat de bewoner met de tweede persoon zich kan afzonderen.
Thema’s die besproken kunnen worden, kunnen gaan van het huwelijk, dierbare herinneren (meestal is dit een fijn onderwerp om over te praten, dus zullen hier veel praatkansen ontstaan), hoe kijken zij naar vroeger en nu, hun kindertijd en jeugdjaren. Het is belangrijk om een thema te bespreken dat hen aanspreekt.
Een bewoner in een woonzorgcentrum heeft een gemiddelde aandachtspanne, maar daarom is het juist goed om een reminiscentie sessie te combineren met koffiezittijd. Het doel hiervan is gezellig samen zitten en praten.
Deze methode zou interactie kunnen bevorderen als het in een kleinere groep zou gedaan worden. In een heel grote groep zou de veiligheid dalen, waardoor het beter is om te starten in een kleinere groep. Ook als je materialen meeneemt als trigger, dus hulpmiddelen die herinneringen oproepen, kan er zeker interactie ontstaan.
Reminiscentie was tot kort opgestart in het woonzorgcentrum ‘Ter Vlierbeke’, maar dan de individuele manier. Tot nu toe had het nog geen resultaten opgeleverd, omdat de bewoner in een bepaald kader moest passen, waardoor er al een beperkte doelgroep was. De sessies moesten ook in het midden gestopt worden, omdat de bewoner onverwacht overleed.
Maak jouw eigen website met JouwWeb