Hoe mensen naar nieuwe activiteiten kijken

Wanneer ouderen naar een woonzorgcentrum moeten, wil dit uiteraard zeggen dat ze een vertrouwelijke omgeving achterlaten. Ze dragen een heel verhaal met zich mee als ze hier terecht komen, waardoor ze zich soms ook niet geroepen voelen om met anderen mensen om te gaan en altijd vrolijk en enthousiast mee te doen. Ze dragen veel pijn en leed mee. Daarnaast staan de bewoners ook niet altijd klaar om iets nieuws te proberen. Uit de interviews bleek dat 3 van de 5 respondenten open stonden voor nieuwe activiteiten. Nieuwe activiteiten legde ik uit als bijvoorbeeld samen schilderen of samen koffie drinken in plaats van alleen op de kamer koffie te drinken. 

Een citaat van een bewoonster toont aan dat sommige bewoners niet altijd klaar staan om iets nieuws uit te proberen:

“Je gaat het moeilijk krijgen, maske. Deze oude mensen kennen al die nieuwe activiteiten niet dus willen die ook niet mee doen. Die willen alleen maar bingo of petanken. Ik wens u veel succes, maske maar het gaat moeilijk worden. En u dan? Nee, maske. Ik doe niet mee aan activiteiten. Ik ga dan naar mijne vriend of ik ga mee naar de Carrefour.”

Met dit in mijn achterhoofd, bevroeg ik een andere bewoner die juist het tegenovergestelde zei:

Wat zou u ervan vinden als ik eens nieuwe activiteiten uitprobeer, bijvoorbeeld samen koffie drinken in plaats van alleen op uw kamer? En dan babbelen we erbij? Voor een nieuwe activiteit en gezelligheid kom ik altijd af, ik beoordeel nooit op voorhand. Dat heb ik geleerd doorheen de jaren.”

“Samen zitten met een taske koffie? Ja, dat is nog niet zo erg hé.”

Wat ik ook merkte is dat de bewoners er op zich wel open voor staan, maar nieuwe activiteiten schrikken de bewoners soms af omdat ze bang hebben dit niet te kunnen. Deze citaten van twee bewoonsters tonen dit ook aan:

Ik dacht dan aan bijvoorbeeld schilderen, zou dat is niet leuk zijn om iets nieuws te proberen met allemaal bewoners? Dan kunnen we terwijl ook een babbeltje doen. Schilderen? Dat kan ik wel niet. Maar je mag me wel komen halen, al is het maar dat ik een babbelke kan doen. Waarom zeg je dat je niet kan schilderen? Ja, dat is allemaal heel klein hé.”

“Schilderen? Nee, nee dat ga ik echt niet doen. En kijken? Of mee babbelen, als u er maar bij zit. Zou u dat willen doen? Ja, kijken vind ik niet erg. Maar ik ga het écht niet proberen. Mag ik vragen waarom? Ik kan dat echt niet, dat is voor kinderen hé.”

Hieruit kan dus geconcludeerd worden dat er wel een zekere interesse is naar nieuwe activiteiten, maar dat er ook een lichte angst is van het niet kunnen en het dus niet willen uitproberen.